Kennismaking
Felix Oestreicher en
Gerda-Laqueur zijn de gelukkige ouders van
Beate als de tweeling Maria en
Helli eind februari 1936 geboren wordt in Karlsbad (Karlovi Vary, Tsjechië). Twee jaar later besluit het hele joodse gezin, incluis
grootmoeder Oestreicher, weg te gaan uit Karlovi Vary en naar Amsterdam te vluchten uit angst voor de inval van Nazi-Duitsland in de Republiek Tsjechoslovakije. In Amsterdam wonen reeds de ouders en overige familie.
De inval van de Duitsers in mei 1940 met hun overvliegende vliegtuigen maakt grote indruk op ons. Evenals de korte internering van onze vader, die door de Nederlandse regering als buitenlander werd geïnterneerd. Er moet vaak verhuisd worden. Van Leiden naar Katwijk. Weg van de kust naar Blaricum om ten slotte op bevel van de bezetter in Amsterdam te eindigen. Tijdens de verhuizing uit Blaricum gaan Maria en
Beate logeren (de bedoeling was hen te laten onderduiken). Als zij terugkeren, krijgen wij een poes en iedere dag les van
onze vader, want joodse kinderen mogen dan al niet meer naar school. We mogen ook niet in het park wandelen, dus wandelen we op de begraafplaats in de buurt.
Op 1 november wordt de hele familie opgehaald en afgeleverd in de Hollandse Schouwburg op doortocht naar het kamp Westerbork. Omdat ik,
Helli, difterie zou hebben, word ik in de Joodse Invalide (het joodse ziekenhuis) afgezet.
Na een het verblijf in kamp Westerbork worden mijn zusjes, ouders en
grootmoeder Oestreicher in het voorjaar 1944 op transport gesteld naar het concentratiekamp Bergen Belsen, Duitsland. Ongeveer een jaar later worden zij, behalve
grootmoeder Clara die ziek is en sterft, weer in een trein geladen die door het ontredderde en kapot gebombardeerde Duitsland doolt totdat de Russen in Tröbitz de overlevenden uit de trein bevrijden.
In een boerderij omringd door een bloeiende boomgaard kunnen mijn ouders en zusjes op verhaal komen. Het is volop lente. Maria ervaart het verblijf in Tröbitz als een hemels en hels sprookje, vertelt zij later. Onze ouders worden kort na elkaar ziek en sterven aan vlektyfus. Maria en
Beate worden door bevriende volwassenen meegenomen naar Nederland en komen eind juni 1945 aan bij hun
grootouders Laqueur in Amsterdam.
De twee tantes
Marie en
Lisbeth Oestreicher komen mij in Gorssel bezoeken, waar ik op de boerderij bij de familie Braakhekke woon. Zij brengen Maria en
Beate mee. Daar zien wij elkaar na bijna twee jaar weer. Maria en
Beate blijven achter en sterken op de boerderij aan. Zij vertellen me bij het treintje of kampje spelen in de witte stal wat zij allemaal hebben meegemaakt.
Grootvader Laqueur, dan onze voogd, vindt voor ons het gezin ter Laag in Bergen N.H. Tante ter Laag, Ineke en Anton, hebben twee jaar liefdevol voor ons alle drie gezorgd. In Bergen gaan
Beate en Maria voor het eerst naar school.
Lisbeth Birman-Oestreicher, zuster van
mijn vader en haar man Otto, besluiten in 1947 voorgoed voor hun drie nichtjes te zorgen. In Amersfoort doorlopen wij de laatste klas van de lagere school en daarna het gymnasium. Na het gymnasium (1954) gaat Maria direct op kamers in Amsterdam, waar zij sociale psychologie gaat studeren. Het tweede jaar ben ik met haar op kamers gaan wonen. Drie jaar later leert zij Joop Goudsblom kennen en weet meteen zeker dat hij de ware is. Een half jaar later zijn ze getrouwd.
Maria doet haar doctoraal in 1962 en gaat op het Sociaal Pedagogisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam werken.
Clara wordt in de zomer van 1964 geboren.
1966 brengen Maria, Joop en Clara door in de USA. Joop heeft Fellowships gekregen van de universiteiten Princeton en Berkeley. Vanaf december 1967 wonen zij weer in Amsterdam.
Joop wordt hoogleraar sociologie in 1968 aan de UVA. Maria kan met twee kinderen aan haar rokken moeilijk passend werk vinden (er bestaan nog geen crèches). Zij voert freelance opdrachten uit voor de Nationale Federatie voor Geestelijke Gezondheid. Maria wordt ook actief lid van Amnesty International.
Vaak doet zij bureauwerk voor
haar tante Maria Austria, de fotografe, wanneer deze op pad moet. In januari 1975 overlijdt
Maria Austria plotseling. Maria en ik verdelen de zorg voor het nagelaten archief.
In 1984 interviewt Maria haar tante
Lisbeth Birman-Oestreicher langdurig voor het boek
bauhaus-weberei am beispiel der lisbeth oestreicher van Wolfgang Wangler dat in 1985 uitkomt.
Zij leest en becommentariëert thuis veelal de lezingen en teksten van haar man die zij vaak begeleidt naar congressen in binnen- en buitenland. Zo blijft zij goed op de hoogte in haar vakgebied.
Maria is met haar gezin in 1968 vlak bij mij komen wonen met als gevolg dat de kinderen, nagenoeg even oud, bij elkaar op school zitten en veel bij mij of bij Maria thuis komen lunchen, eten of slapen.
Alle jaarlijks terugkerende feesten worden gezamenlijk (met ooms, tantes en grootouders) gevierd zoals verjaardagen, Sinterklaas, kerstmis en de examens van de vier kinderen. Sinds kerstmis niet meer bij
Maria Austria gevierd kan worden, komen wij beurtelings ieder jaar op de 24ste bij Maria of bij mij voor kerstavond. De traditie is voortgezet door de familie-kerstavond op de 24ste december in 2009, 2011 en 2013 in het huis van Maria te vieren.
De
Drillingsberichte, de verzameling doorslagen van brieven van
Felix Oestreicher van 1937-1943 die in de nalatenschap van
Lisbeth Birman-Oestreicher wordt aangetroffen, krijgt Maria onder ogen. Getroffen typt zij deze brieven in 1994 uit voor de zestigste verjaardag van
Beate, haar oudste zuster.
Geraakt door de brieven van
haar vader neemt zij zich een paar jaar later voor het dagboek, geschreven in de twee concentratiekampen, te lezen en te ontcijferen. Met hulp van haar vriendin Annelise Nassuth-Broschmann heeft zij uiteindelijk de kleine gekriebelde notities en gedichten, voorzien van een inleiding met commentaar, uitgewerkt tot
Felix Hermann Oestreicher Ein jüdischer Arzt-Kalender dat in 2000 uitkomt. In alle opzichten een enerverend werk voor haar. Ze is er tenslotte zelf bij geweest. Met de voor haar bekende volharding heeft zij het zonder veel omhaal klaargespeeld. Of dat niet genoeg is, heeft zij vervolgens de meisjesdagboeken (1918 -1929 en 1938-1939) van
haar moeder Gerda geredigeerd en van commentaar voorzien.
Gerdas Tagebücher is een ontroerend boek dat zij verdrietig genoeg zelf niet heeft kunnen zien uitkomen. Maart 2009 sterft zij, nadat zij, omringd door familie en veel vrienden, in november 2008 haar 50-jarig huwelijksfeest groots heeft kunnen vieren.
Gerdas Tagebücher verschijnt in 2010 en is heel goed ontvangen.
Biografie Maria Goudsblom-Oestreicher 1936-2009
1936 |
Maria Ida Ernestine Oestreicher wordt in Karlsbad (Karlovi Vary, Tsjechië) geboren, kort na Henriette (Helli) |
1938 |
ouders en grootmoeder vluchten met de drie meisjes naar Nederland |
1943-1945 |
geïnterneerd met ouders, grootmoeder en Beate in Westerbork en vervoerd naar Bergen Belsen, Duitsland |
1945 |
bevrijding in Tröbitz, Duitsland, haar ouders overlijden, terugkeer met Beate naar Nederland |
1945 |
ziet haar zusje Helli terug en logeert op de boerderij in Gorssel |
1945 |
komt in huis bij de familie ter Laag in Bergen (N.H.), gaat voor het eerst naar school |
1947 |
komt in huis bij haar tante en oom Birman-Oestreicher in Amersfoort |
1948 |
wordt toegelaten tot het gymnasium in Amersfoort |
1954 |
doet eindexamen gymnasium b, gaat in Amsterdam Sociale Psychologie studeren |
1958 |
huwelijk met Joop Goudsblom |
1962 |
doet doctoraal examen in Amsterdam |
1964 |
geboorte dochter Clara Maria |
1966 |
verblijft met gezin in de USA, Princeton en Berkeley |
1994 |
typt de Drillingsberichte uit voor Beate |
2000 |
Ein jüdischer Arzt-Kalender van Felix Hermann Oestreicher komt uit |
2008 |
28 november 50 jaar getrouwd en groots gevierd |
2009 |
Maria Goudsblom-Oestreicher overlijdt |
2010 |
Gerdas Tagebücher komt uit |